Naar inhoud springen

heiratete

Uit WikiWoordenboek
  • hei·ra·te·te

heiratete

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van heiraten
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van heiraten
  3. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van heiraten
  4. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van heiraten
  • (ich / er / sie / es) heiratete ein
  • (ich) verheiratete mich mit
  • (er / sie / es) verheiratete sich mit
  • (ich) verheiratete mich wieder
  • (er / sie / es) verheiratete sich wieder