heimelijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hei·me·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heimelijkheid heimelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de heimelijkheidv

  1. de mate waarin iets of iemand zich in het geheim of het verborgene handelt
  2. iets dat men geheim of verborgen wil houden
     De slachtoffers vinden dat de Jezuïeten er alles aan gedaan hebben om hen in ere te herstellen. Ruim een jaar geleden begonnen de gesprekken. In een document waarin ze hun ervaringen delen schrijven ze daarover: "De Jezuïeten moesten erop vertrouwen dat slachtoffers geen misbruik zouden maken van het in hen gestelde vertrouwen. Dat deed de orde door naast de slachtoffers te gaan staan en heimelijkheid te doorbreken. Als vertrouwen verlangd wordt, moet dat eerst gegeven worden."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron
    Liedeke Morssinkhof
    “Slachtoffers Jezuïeten tevreden” (Vrijdag 27 juni 2014, 07:28), NOS