heerst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heerst

Werkwoord

vervoeging van
heersen

heerst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heersen
    • Jij heerst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heersen
    • Hij heerst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van heersen
    • Heerst!