heel wat afsjouwen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heel wat af·sjou·wen
Woordherkomst en -opbouw

Frase

heel wat afsjouwen

  1. heel veel lopen, heel hard werken
    • Tijdens de vakantie hebben we heel wat afgesjouwd. 

Gangbaarheid