Naar inhoud springen

hebzucht

Uit WikiWoordenboek
  • heb·zucht
enkelvoud meervoud
naamwoord hebzucht -
verkleinwoord - -

dehebzuchtv/m

  1. (psychologie) een overdreven begeerte naar materieel gewin
    • Hun hebzucht is vaak wat uiteindelijk dictators ten val brengt. 
    • Wouter Bos: «De hele crisis betekent de definitieve teloorgang van een systeem dat is gebaseerd op hebzucht, onverantwoorde risico's en perverse beloningen» 
     Maar het kan ook voelen alsof de moderne tijd ons steeds dieper in hebzucht, wanhoop en opwinding dompelt.[2]
     Ook daarna bleef hij tot op hoge leeftijd actief: hij hield lezingen en sprak geregeld op televisie over nog altijd dezelfde thema's: milieuvervuiling, vreemdelingenhaat, hebzucht.[3]
  • Gierigheid ( of hebzucht) is de wortel van alle kwaad
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]
  1. hebzucht op website: Etymologiebank.nl
  2. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045045979
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2025 Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Het vertrouwen van Jan Terlouw was zijn kracht en zijn zwakte” (16 mei 2025), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be