harkt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • harkt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanharken

harkt (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanharken
    • Jij harkt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanharken
    • Hij harkt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanharken
    • Harkt aan! 

Gangbaarheid