hapert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·pert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
haperen |
hapert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haperen
- Jij hapert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haperen
- Hij hapert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van haperen
- Hapert!
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.