hanenkam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·nen·kam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hanenkam hanenkammen
verkleinwoord hanenkammetje hanenkammetjes

Zelfstandig naamwoord

de hanenkamm

  1. (schimmels) (voeding) Cantharellus cibarius op Wikispecies, een eetbare paddenstoel met een lichte pepersmaak
  2. een kam van een haan
  3. een kamvormig kapsel midden over het overigens kaalgeschoren hoofd
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be