handwortelbeen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

handwortelbeen
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·wor·tel·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handwortelbeen handwortelbenen
handwortelbeenderen
verkleinwoord handwortelbeentje handwortelbeentjes

Zelfstandig naamwoord

handwortelbeen o [1]

  1. (anatomie) een van de beentjes in de pols die gelegen zijn tussen de middenhandsbeentjes en de botten van de onderarm
     Van der Poel kampt al langere tijd met klachten aan zijn pols. Bij een mountainbikewedstrijd twee weken geleden in Logrono liep hij een breukje op in een handwortelbeen. Hij fietst daardoor met een schroef in zijn pols. Vorige week wist Van der Poel met die blessure nog naar het podium te fietsen tijdens een wereldbekerwedstrijd in Duitsland.[2]
Hyponiemen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Van der Poel geeft op na val bij WB Nové Mesto” (Zondag 27 mei 2018, 18:51), NOS