handwerken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: handwerken (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hand·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hand en werken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
handwerken |
handwerkte |
gehandwerkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
handwerken [1]
- bezig zijn met een handwerkje
- Eind twintigste eeuw verdween handwerken als vak uit het onderwijs, maar de belangstelling ervoor bloeide daarna weer op.[2]
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
de handwerken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord handwerk
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord handwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "handwerken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Verhaal Handwerken, Zeeuwse Ankers, 1 september 2016
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %