handoplegging

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

handoplegging in Tibet
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·op·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handoplegging handopleggingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

handoplegging v [1]

  1. (religie) het leggen van de hand op iemands hoofd om een spiritueel of paranormaal effect te bewerkstelligen
    • Kuyt praat met gehandicapte kinderen op een bijeenkomst van de Dirk Kuyt Foundation. Kuyt ondergaat een handoplegging van een magnetiseur. Kuyt huilt als hij over zijn overleden vader praat – altijd weer stuitend hoe makkelijk tv-makers naar tranen op zoek gaan.[2] 
    • De korte film draait onder anderen om de 22-jarige Daniel, een vlogger die zijn studie en baan opgaf voor God. Nu probeert hij, zingend, pratend in tongen en evangeliserend in de stad, mensen door handoplegging te genezen: "Toen God mijn ziel aanraakte, veranderde mijn leven."[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 21 oktober 2017
  3. Tubantia Annemart van Rhee 12 december 17
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be