handje
Uiterlijk
- hand·je
het handje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hand
- van het handje zijn.
een (mannelijke) homoseksueel zijn.
- zijn handjes laten wapperen.
eraan (beginnen te) werken.
- handje helpen
iemand een beetje ondersteunen
- ∗ Om de Rotterdammers een handje te helpen, is een projector naast de vuilnisbakken geplaatst. Die projecteert beelden van een levensgrote rat bij de container. De projectie van het knaagdier wordt afgewisseld met de tekst: "Voorkom ratten."[1]
- Het woord handje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑
Weblink bron “Projectie van rat moet Rotterdammers overhalen afval in de container te gooien” (woensdag 19 februari 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be