handhaafbaarheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·haaf·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handhaafbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de handhaafbaarheidv

  1. de mate waarin een genomen maatregel afgedwongen kan worden
     De Tweede Kamer was kritisch over de handhaafbaarheid van een quarantaineplicht. Het is niet mogelijk om iedereen na te bellen en ook door te bellen is niet zeker of iemand wel echt thuis is. SGP-Kamerlid Bisschop zei: "Er komen belteams en die moeten eerst opgeleid worden om het geluid van een grasmaaier te kunnen onderscheiden van het geluid van een trein of een wasmachine." Ook staat er geen boete op niet telefonisch bereikbaar zijn. En als iemand anders de deur opendoet dan de persoon die in quarantaine zou moeten zitten, is die niet verplicht mee te werken, schetste D66-Kamerlid Paternotte.[1]
     Het was vaste prik tijdens de pandemie: op maandag kwam de 25 burgemeesters van de Veiligheidsregio bij elkaar met minister Grapperhaus in het Veiligheidsberaad om het over de handhaafbaarheid van de maatregelen te hebben. Op 28 juni is dat voor de voorlopig laatste keer.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Merendeel reizigers houdt zich nog altijd niet aan quarantaine na terugkomst” (Dinsdag 4 mei 2021, 13:43), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Joram Bolle
    “Hoe het kabinet zich toch liet verrassen door de deltavariant” (Zaterdag 10 juli 2021, 12:27), NOS