handelsweek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsweek handelsweken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de handelsweekv / m

  1. (handel) (financieel) week dat men handel kan drijven op de beurs
     De beurzen in Europa en Azië zijn onder invloed van de Griekse zorgen met forse verliezen aan de nieuwe handelsweek begonnen. Ook de waarde van de euro is verder gedaald. Voor een euro moet 1,33 dollar worden betaald, het laagste niveau ten opzichte van de dollar sinds januari.[1]
     Ook elders in de Arabische wereld dalen de koersen. In Saudi-Arabië sloot de TASI-index vandaag, op de eerste dag van de handelsweek, ruim 6 procent lager.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “EU-ministers bijeen over Griekenland” (Maandag 3 oktober 2011, 17:10), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Onrust Egypte duwt beurzen omlaag” (Zaterdag 29 januari 2011, 19:44), NOS