handelsgeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·geest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsgeest
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

handelsgeest m [1]

  1. de instelling die past bij een handelaar; de instelling die nodig is om handel te drijven
     Engeland met zijn handelsgeest zal de zieleadel van onze tsaar Alexander niet kunnen begrijpen. Het heeft geweigerd Malta te ontruimen. Het wil zien, onderzoeken wat voor motief er achter onze daden schuilt. Wat hebben ze tegen Novosiltsev gezegd? Niets. Ze hebben niet begrepen en ze kunnen ook niet begrijpen hoe groot de opofferingsgezindheid van onze vorst is, die niets voor zichzelf, maar alles voor het heil van de wereld wil.[2]
     En dan is Nederland ook nog eens gunstig gelegen. We zijn internationaal georiënteerd, hebben uitstekende verbindingen met de rest van de wereld, een goed financieel stelsel én een oeroude handelsgeest. Er is zoveel legaal zakelijk verkeer, dat het illegale deel nauwelijks opvalt. Nederlandse drugsproducenten en -handelaren zijn relatief betrouwbaar en kunnen leveren over de hele wereld, steeds vaker via internet.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2022 Weblink bron
    Remco Andringa
    “Waarom Nederland absolute grootmacht is op gebied van xtc en speed” (25-08-2018), NOS