handelsbalans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

handelsbalans Eurozone
Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·ba·lans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsbalans handelsbalansen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

handelsbalans v/m [1]

  1. het verschil tussen de uitvoer en de invoer van een land (export - import)
    • Duitsland heeft in januari meer goederen en diensten uitgevoerd en ingevoerd. Omdat de export meer toenam dan de import, steeg ook het overschot op de Duitse handelsbalans naar 15 miljard euro (90,7 miljard exportwaarde om 75,7 miljard importwaarde). In januari vorig jaar was dit overschot nog 13,6 miljard. Dat maakte statistiekbureau Destatis vanmorgen bekend.[2] 
    • Over Nederland is de Commissie op hoofdlijnen zeer te spreken. Er is een overschot op de begroting en de staatsschuld daalt dit jaar onder het toegestane maximum van 60 procent. Problematisch is echter het aanhoudend hoge overschot op de handelsbalans. 'Dit overschot betekent dat de (financiële) middelen niet optimaal worden aangewend, waardoor kansen worden gemist voor meer groei en welvaart', aldus de Commissie.[3]  
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 11 maart 2014
  3. Volkskrant Marc Peeperkorn 22 mei 2017