handelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van de stam van handelen met het achtervoegsel -aar.
enkelvoud meervoud
naamwoord handelaar handelaars
handelaren
verkleinwoord handelaartje handelaartjes

Zelfstandig naamwoord

handelaar m

  1. (beroep) (handel) iemand die handel drijft
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be