halvering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hal·ve·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van halveren met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halvering | halveringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de halvering v
- verkleinen tot de helft van de oorspronkelijke hoeveelheid
- Als je bekijkt wat je nodig hebt om een auto te verkopen, ligt een halvering van het aantal fysieke showrooms voor de hand.[1]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord halvering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "halvering" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ 'Halvering aantal autoshowrooms in Nederland', Trouw, 2 januari 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be