halvelings

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hal·ve·lings
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van half met het achtervoegsel -ing

Bijwoord

halvelings [1]

  1. half en half; min of meer
    • Een prestatie is het wel, de vierde landstitel op rij. Maar veel glans was er niet bij. Zesjesvoetbal met af en toe een uitschieter. Het succes van Ajax illustreert de armoede van de eredivisie. De kampioenstitel is de Amsterdammers halvelings in de schoot geworpen door het falen van de concurrentie. [2] 
    • Het gaat niet goed met hem. Bijna dagelijks vraag ik me af of hij er morgen nog zal zijn. Op deze Allerzielen is de herinnering reeds halvelings omzoomd met chrysanten van het kerkhof. Maar ook uit het slagveld van doodsbloemen rijst Muhammad Ali onverminderd op met de kracht van terechtwijzing. [3] 
    • Dat Takkar een grijze wolf temt en die als hulp bij de jacht gebruikt, is weer wél plausibel. De hond werd waarschijnlijk in Centraal Europa gedomesticeerd, al geschiedde dat vermoedelijk al zestienduizend jaar of langer geleden. Maar de makers van het game veroorloven zich pas echt té veel vrijheden wanneer ze Takkar sabeltandtijgers laten temmen, en zelfs berijden. Voor zover bekend zijn er nooit grote katten getemd door de mens; zelfs de huiskat, die maar halvelings tam kan worden genoemd, geeft pas vijfduizend jaar kopjes. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hugo Camps 26 april 2014 De broertjes
  3. NRC Hugo Camps 1 november 2014 Dank Muhammad
  4. De Standaard 09 MAART 2016 Hilde Van den Eynde Een wel erg tamme sabeltandtijger
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be