hallucineer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hallucineer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hal·lu·ci·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hallucineren |
hallucineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hallucineren
- Ik hallucineer.
- gebiedende wijs van hallucineren
- Hallucineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hallucineren
- Hallucineer je?