hallucinant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hallucinant (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hal·lu·ci·nant
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van hallucineren met het achtervoegsel -ant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hallucinant | hallucinanten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de hallucinant m
- iemand die hallucinaties heeft
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hallucinant | hallucinanter | hallucinantst |
verbogen | hallucinante | hallucinantere | hallucinantste |
partitief | hallucinants | hallucinanters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hallucinant
Gangbaarheid
- Het woord hallucinant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hallucinant" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ant in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 83 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %