halfzijdig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·zij·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen halfzijdig halfzijdiger halfzijdigst
verbogen halfzijdige halfzijdigere halfzijdigste
partitief halfzijdigs halfzijdigers -

Bijvoeglijk naamwoord

halfzijdig

  1. aan één van de twee helften
     De dominee van het Gelderse dorp Rhenoy die dinsdag ernstig werd mishandeld, is halfzijdig verlamd geraakt als gevolg van een bloeding tussen haar schedel en hersenen. Dat vertelde de kerkenraad zondag op een bijeenkomst in het dorpshuis in Rhenoy, waarop zo'n 200 mensen afkwamen.[2]
     "Ik ben werkloos en ik weet nog steeds niet hoe het verder gaat", zegt Freddy Cuijpers (44), die sinds zijn geboorte halfzijdig verlamd is. Hij werkte veertien jaar in de sociale werkplaats, maar toen zijn jaarcontract niet werd verlengd, belandde hij weer op de wachtlijst. Sindsdien zit Cuijpers zonder baan.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. halfzijdig op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2023 Weblink bron “Dominee Rhenoy halfzijdig verlamd door ernstige mishandeling” (Zondag 26 november 2017, 13:56), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2023 Weblink bron “Wie gelooft er nog in de garantiebanen?” (Maandag 26 oktober 2015, 21:03), NOS