hail
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hail | - |
[A] hail
[B] hail
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hail |
he/she/it | hails |
verleden tijd | hailed |
voltooid deelwoord |
hailed |
onvoltooid deelwoord |
hailing |
gebiedende wijs | hail |
[A] hail
- aanroepen, praaien
- groeten
- begroeten
- «Prime Minister Nawaz Sharif hailed the 90-day pause in US drone strikes.»
- Premier Nawaz Sharif begroette de 90-daagse pauze in Amerikaanse drone-aanvallen.
- «Prime Minister Nawaz Sharif hailed the 90-day pause in US drone strikes.»
- toejuichen
- loven
- «He hailed police for a tough investigation.»
- Hij loofde de politie voor een stoere onderzoek.
- «He hailed police for a tough investigation.»
- [3]: Hail Mary!
Wees gegroet, Maria!
[B] hail
- [2]: to hail criticism
kritiek hagelen
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Meteorologie in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Onpersoonlijk werkwoord in het Engels
- Figuurlijk in het Engels
- Dubbele betekenis in het Engels