hadt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hadt
Woordherkomst en -opbouw
  •  had ww  met de uitgang -t

Werkwoord

vervoeging van
hebben

hadt

  1. gij-vorm verleden tijd van hebben
    • Gij hadt. 
    • Gij hadt gelijk. 
     En wat baat het slingervuisten,
    hadt gij nog zoo zware knuisten,
    stondt gij nog zoo hooge en sterk ...
    [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 november 2020 Weblink bron “Dichtwerken”, 3e druk (1949; gedicht: 1890?), Veen, Amsterdam, p. 794