habere

Uit WikiWoordenboek

Latijn

stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
habēre habeō habuī habitum
tweede vervoeging volledig

Werkwoord

habēre

  1. hebben
  2. houden
  3. beschouwen als
  4. tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van habēre


Turks

Woordafbreking
  • ha·be·re

Zelfstandig naamwoord

habere

  1. datief enkelvoud van haber