haarzakken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haar·zak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
haarzakken


onvolledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

haarzakken

  1. inergatief ruzie zoeken, uit zijn om onenigheid
  2. inergatief bedrog plegen, zich oneerlijk gedragen
     Wat hij het liefste deed was, trukken en toeren doen met de kaarten, en hoe ge moest haarzakken om altijd te winnen.[2]

Zelfstandig naamwoord

de haarzakkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haarzak

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 oktober 2023 Weblink bron “Kobeke.”, 7e druk (1937), Wereldbibliotheek, Amsterdam, p. 192