haarinplant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haar·in·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haarinplant haarinplanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de haarinplantm

  1. het patroon waarop het haar in de huid zit
     Zijn naakte schouders staken boven het laken uit. Ze hadden dezelfde haarinplant als de mijne. Geheel tegen de tijdgeest in deed hij niet aan ontharen.[1]
     Kijk, dat is de andere kant van zo’n nevenfunctie. Daar sta je in het begin helemaal niet bij stil. Maar ‘klanten’ vallen weg. Die grootvader, heel recent mijn vader en 4,5 jaar geleden ons kind. Deze zoon had een wat typische haarinplant. Nog krijg ik een schok als ik een jongen van rond de 16 jaar zie met dezelfde kuif.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron
    Joop Hardeman
    “Kapper” (21 mei 2013), Reformatorisch Dagblad