haardot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haar·dot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haardot haardotten
verkleinwoord haardotje haardotjes

Zelfstandig naamwoord

de haardotv / m

  1. tot een bundel ineengedraaid haar, vastgestoken op het achterhoofd
    • De hoge haardot haalt deze zomer zijn grote broer tevoorschijn. Kies voor een opvallende ballerinadot als u geen schrik heeft om een statement te maken. Maak eerst een strakke, hoge staart in het midden van uw kruin. Blaas er volume in met een verstevigende haarmousse en toupeer uw haren tot een wilde haardos. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen