haalbaar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haal·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van halen met het achtervoegsel -baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen haalbaar haalbaarder haalbaarst
verbogen haalbare haalbaardere haalbaarste
partitief haalbaars haalbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

haalbaar

  1. mogelijk om bereikt of verwezenlijkt te worden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be