gumde uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gum·de uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitgummen |
gumde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitgummen
- Ik gumde uit.
- Jij gumde uit.
- Hij, zij, het gumde uit.
- Ik gumde uit.
Gangbaarheid
- Het woord gumde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.