guèze

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

guèze m

  1. (spreektaal) gekruid braadworstje
    «Je ne mange plus de guèze depuis que je vis à l’aise.»
    Ik eet geen ‘merguez’ meer sinds ik comfortabel leef.

guèze v

  1. (spreektaal) onherkenbaar gemaakte gestolen auto
    «La Jaguar à François, ben, c’est une guèze
    Die Jaguar van François is een gestolen auto! [1]

Bijvoeglijk naamwoord

guèze v

  1. (spreektaal) mager, dun
    «Michelle est revenu tout guèze de ses vacances.»
    Michelle is helemaal vermagerd van haar vakantie teruggekomen. [1]
  2. (spreektaal) tevreden
    «Sois guèze, te remets pas de haine dans l’cœur.»
    Wees tevreden en laat de haat niet toe in je hart. [1]

Verwijzingen