grommelen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
grom·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit grommen met het achtervoegsel -el; cognaat met Duits grummeln en Engels grumble
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grommelen |
grommelde |
gegrommeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grommelen
- inergatief steeds weer grommen, een knorrend, brommend of dof rollend geluid maken
- In de verte grommelde het onweer.
- overgankelijk op grommende toon uitspreken
- Boos grommelde hij een excuus en liep snel verder.
- inergatief stilletjes onvrede laten blijken
- Er wordt al lang gegrommeld over de lange werktijden.
Gangbaarheid
- Het woord grommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "grommelen" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 32 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %