groepstherapeut

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·the·ra·peut
enkelvoud meervoud
naamwoord groepstherapeut groepstherapeuten
verkleinwoord groepstherapeutje groepstherapeutjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de groepstherapeutm

  1. (beroep) (medisch) iemand die patiënten behandelt in groepsverband
     Ik bleef omdat de groepstherapeut op mijn tweede dag zei dat ik het beeld dat mijn dochter zich voor me schaamde uit mijn hoofd moest zien te krijgen.[1]
     De rasechte Amsterdammer baalt er overduidelijk van; hij praat schor en de tranen staan hem in de ogen. De groepstherapeut probeert hem op te beuren. “Dit is een waarschuwing, jongen. Je was een beetje ingeslapen, maar het is en blijft een verslaving. Je hebt een chronische ziekte. Je kunt het onder controle houden, maar het zal nooit helemaal verdwijnen.”[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Taylor Jenkins Reid
    “Daisy Jones & the Six” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026349249
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 februari 2022 Weblink bron “‘Help, ik ben verslaafd’” (15/07/2010), HP de Tijd