groepsleider
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groeps·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groep en leider met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groepsleider | groepsleiders |
verkleinwoord | groepsleidertje | groepsleidertjes |
Zelfstandig naamwoord
de groepsleider m
- (beroep) (volwassen) leider van een groep met name in onderwijs en de (jeugd)zorg
- De kritiek was vaak dat groepsleiders niet altijd voldoende zijn opgeleid. „De professionaliteit van de leidster is doorslaggevend. En daar valt nog veel te verbeteren. Erg belangrijk is dat medewerkers zich een vve-programma echt eigen maken. Dat ze niet een methode mechanisch uitvoeren, een kwartiertje per dag. Maar dat ze het overdragen van de taal tot in hun vezels voelen. Dat ze bijvoorbeeld tijdens etenstijd niet opeens het programma uit hun handen laten vallen, maar een gesprek blijven voeren met de kinderen. Dus als er druiven op het menu staan, kan de leidster vertellen welke kleur het fruit heeft en waar de druiven groeien.” [2]
Gangbaarheid
- Het woord groepsleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groepsleider" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Juliette Vasterman 7 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %