groensel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groen·sel
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands groensel; op te vatten als afgeleid van groen bn met het achtervoegsel -sel [1][2]
o+m | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | groensel | groensels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het groensel o
- (plantkunde) groene delen van een plant
- ▸ Maar de buren zijn Grieken die vele jaren in de VS hebben gewoond, en dus geleerd hebben het heft zelf in handen te nemen. Aan de rand van het veldje, aan de overkant van de straat tegenover hun huis, hebben ze twee jaar geleden een boompje geplant. Eén stam, twee stutten en wat groensel vanboven.[3]
- (voeding) groene delen van planten gebruikt als voedsel
- ▸ Hedwig lette op het eten, gestoofd groensel met aardappelen, de pot stond op 't fornuis.[4]
- ▸ In het begin afzonderlijke, daarna tot groepen aaneengesloten, vegetariërs trachtten, zelfs bij het verkwijnen van dergelijke onder de vergankelijke mode der zedeleer staande perioden, hun groensel trouw te blijven.[5]
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
de groensel m
- (zangvogels) bepaald soort groengekleurde vogel Chloris chloris die in heel Europa voorkomt
- ▸ De middeleeuwse Esopetfabel verhaalt van de ‘groensel’, de groenling, die zich met pauweveren heeft getooid, zich vervolgens vol trots onder de pauwen begeeft en door deze wordt weggejaagd.[6]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'groensel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groensel" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[7] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ groensel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Hans Brems“Geveld” (5 maart 2013), De Standaard
- ↑ Weblink bron “Van de koele meren des doods.” (2004), Athenaeum, Amsterdam / Polak & Van Gennep, Amsterdam, ISBN 90 253 1157 1, p. 79
- ↑ Weblink bron Brugman, T.Schijngehakt in: De Nieuwe Stem., jrg. 2 (1947), Van Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij, Arnhem, p. 163
- ↑ Weblink bron G.R.W. DibbetsAantekeningen bij de tekstuitgave in: Vondels zoon en Vondels taal. Joannes Vollenhove en het Nederlands., 2e uitgave (2003), dbnl.org, bij 270-272
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -sel in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Zangvogels in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 47 %
- Prevalentie Vlaanderen 74 %