groenig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groe·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van groen met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen groenig groeniger groenigst
verbogen groenige groenigere groenigste
partitief groenigs groenigers -

Bijvoeglijk naamwoord

groenig

  1. een beetje groen
    • Na zijn val had zijn gezicht iets groenigs. 
  2. op groen lijkend
    • Dit blauw is bijna groenig. 
     Het water dat ik in Zuid-Californië tegenkwam was niet altijd even geweldig, het was vaak stilstaand en groenig van kleur.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be