groeivermogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groeivermogen groeivermogens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

groeivermogen o [1]

  1. in staat zijn om groter of omvangrijker te worden
    • Charles Kalshoven, hoofdeconoom ING Economisch Bureau: Economisch gezien is het beter om rustig aan te doen met bezuinigen. Een tekort van 3 procent in 2013 is veel minder belangrijk voor de lange termijn dan het verbeteren van het groeivermogen van de economie. Maar we zitten met Europese afspraken, die Nederland niet kan breken. Daarnaast is het goed als er in ieder geval duidelijkheid komt over de bezuinigingen, waarvan iedereen weet dat ze uiteindelijk toch gaan komen. [2] 
    • „Na een lange crisis zit de economie bijna weer op haar potentiële productieniveau”, aldus de Rabo-economen. Zij spreken voor de nabije toekomst van een structureel groeivermogen van 1,2 procent per jaar. [3] 
    • Natuurlijk is het naïef om te denken dat zij allemaal aan de slag kunnen of moeten – de arbeidsparticipatie in Nederland is al hoger dan in veel andere Europese landen. Maar een beetje sleutelen hier en daar kan voor velen het verschil betekenen tussen een werkloos bestaan en de voldoening van een baan. Dat is niet alleen een gelukverhogende investering, maar ook een welkome bijdrage in het groeivermogen van Nederland. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen