grijsaard
Uiterlijk
- grijs·aard
- In de betekenis van ‘oude man’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
- Afgeleid van grijs met het achtervoegsel -aard
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grijsaard | grijsaards |
verkleinwoord | grijsaardje | grijsaardjes |
de grijsaard m
- oude man
- De grijsaard zei hem: 'Blijf in je habijt en ik zal boete doen voor jou.' [2]
1. oude man
- Het woord grijsaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grijsaard" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "grijsaard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ B.Standaert, Wijsheid uit de woestijn, 2005
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be