griezel

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grie·zel
enkelvoud meervoud
naamwoord griezel griezels
verkleinwoord griezeltje griezeltjes

Zelfstandig naamwoord

griezel m

  1. een wezen dat angst en walging oproept
    • De hoofdrolspeler vertolkte de rol van die griezel meesterlijk. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
griezelen

griezel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van griezelen
    • Ik griezel. 
  2. gebiedende wijs van griezelen
    • Griezel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van griezelen
    • Griezel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be