griepgolf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • griep·golf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord griepgolf griepgolven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de griepgolfv / m

  1. (medisch) periode met een verhoogd aantal patiënten met influenza
    • Afgelopen winter stierven, vooral in februari en maart, bijna 2000 mensen meer dan vorig jaar winter. De griepgolf eiste haar tol. De afgelopen jaren is daarnaast steeds duidelijker geworden dat ook extreme hitte meer sterfgevallen veroorzaakt. [1] 
    • De uitgaven voor de Ziektewet zijn volgens de instantie wel opvallend. Hier is een stijging van 18 miljoen te zien die grotendeels het gevolg is van de griepgolf in het eerste kwartaal van 2018. Deze griepgolf hield langer aan dan in andere jaren en trof meer mensen. [2] 
    • De ziekenhuizen zijn er op berekend dat meer mensen met bijvoorbeeld uitdrogingsverschijnselen verzorging nodig heeft. De NVZ-woordvoerder vergelijkt de gevolgen van de hitte met de winterse griepgolf. ,,Ziekenhuizen zorgen er dan van tevoren voor dat ze indien nodig extra personeel kunnen inzetten. In eerste instantie overleggen ze met ziekenhuizen in de regio, om te bekijken of daar ruimte is. En anders worden uitzendkrachten ingehuurd." [3] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen