grenzenlozer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gren·zen·lo·zer
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

  1. grenzenlozer
  2. verouderde spelling of vorm van grenzelozer tot 2006
    • (—) nu voelen de machinisten zich nog grenzenlozer verheven boven die ploerten van het dek dan zij het reeds deden, en zij zeggen het. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen