grazig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een grazige weide
Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·zig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen grazig graziger grazigst
verbogen grazige grazigere grazigste
partitief grazigs grazigers -

Bijvoeglijk naamwoord

grazig

  1. welig met gras begroeid, zodat koeien er kunnen grazen en veel melk kunnen geven
    • TTIP zal ook ingrijpen in het landschap. Krimp van de rundvleesproductie zal leiden tot minder grazige weiden met vleeskoeien in Ierland, Engeland en Frankrijk. In plaats daarvan zullen enorme veestallen worden gebouwd, vooral in Midden- en Oost-Europa. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. grazig op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC 9 september 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be