grasberm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gras·berm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grasberm grasbermen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grasbermm

  1. grasstrook direct naast een verharde weg
    • De weg heeft redelijk veel flauwe bochten en een drassige grasberm van ongeveer een meter breed tussen het asfalt en het Noord-Hollandskanaal, waar je beter niet met je voorwielen in terecht kan komen.[1] 
    • Onvoorzichtigheid met open vuur (barbecue, sigaretten, vuurkorven, snoeiafval en wensballonnen) is een andere belangrijke bron van natuurbranden. Maar ook een warme katalysator van een auto die in een kurkdroge grasberm wordt geparkeerd kan zomaar ernstige gevolgen hebben.[2] 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen