gradueel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·du·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opklimmend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van graad met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gradueel gradueler gradueelst
verbogen graduele graduelere gradueelste
partitief gradueels graduelers -

Bijvoeglijk naamwoord

gradueel

  1. (medisch) trapsgewijs, in graad
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen