grachtwater

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

flesje met Amsterdams grachtwater
Uitspraak
Woordafbreking
  • gracht·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grachtwater
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

grachtwater o [1]

  1. water uit een stadsgracht
    • Bijna 3000 mensen springen zondag het Amsterdamse grachtwater in voor een zwemtocht van twee kilometer om geld op te halen voor onderzoek naar spierziekte ALS.[2] 
    • De woonboot ligt momenteel deels gezonken op de bodem van de Brouwersgracht. Het grachtwater zou binnen tien minuten al tot halverwege de ramen zijn gestegen.[3] 
    • Volgens een woordvoerder geeft het geeft niet dat de gemiddelde Amsterdammer niet van plan is vijftig euro neer te leggen voor een flesje grachtenwater. 'De flesjes zijn bedoeld om aandacht te genereren en niet om winst op te maken.'De kopers zijn tot nu toe bewoners van de grachtengordel en mensen die er geboren zijn of een andere speciale band hebben met het gebied.[4] 
  2. een bevaarbaar water binnen een stad
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen