gourmand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een gourmand zit aan tafel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • gour·mand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gourmand gourmands
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gourmandm

  1. iemand die weet te genieten van goed eten
    • Voor een bezoek aan een middenklasse restaurant - een eethuis dat zich eerder op een Bib Gourmand richt dan op een Michelinster - ervaren we 100 euro voor twee personen als een redelijk bedrag. Ongeveer evenveel als ik uitgeef om thuis vier dagen lang eten en drinken voor vier personen op tafel te kunnen zetten.[2] 
    • Lodewyk xviii was 'n vraat, of 'n lekkerbek, of 'n gourmand, of 'n glouton. In een of meer dezer hoedanigheden hield hy veel van truffels.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen