goochelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een goochelaar met meerdere attributen op een aanplakbiljet
Uitspraak
Woordafbreking
  • goo·che·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord goochelaar goochelaars
verkleinwoord goochelaartje goochelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de goochelaarm

  1. (beroep) iemand die een publiek verbaast met schijnbaar onmogelijke handelingen
    • We hebben gisteren een fantastische goochelaar gezien. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be