goedgevuld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] goedgevuld stadion
Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·ge·vuld
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen goedgevuld
verbogen goedgevulde
partitief goedgevulds

Bijvoeglijk naamwoord

goedgevuld [1]

  1. met genoeg dingen
     De barones duwt een goedgevulde kar de serre in.[2]
     Zoon Jelle deed daar twee decennia later een goedgevuld schepje bovenop. Hij schreef tussen 1987 en 1991 zes etappes op zijn naam. 'Snelle Jelle' sloeg doorgaans in de slotfase toe met een versnelling waarop de concurrentie het antwoord schuldig moest blijven.[3]
  2. met veel mensen
     Na een flinke serie oefenwedstrijden staat de ploeg op zondag 16 juli in een goedgevuld Galgenwaard in Utrecht aan de aftrap voor de eerste groepswedstrijd, waarin Noorwegen, de verliezend finalist van 2013, de tegenstander is.[4]
  3. dik, volslank
Verwante begrippen
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 5 januari 2022 Weblink bron “Studio Sport Archief: Hollands glorie in de Tour op het vlakke” (12-07-2020), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 5 januari 2022 Weblink bron “Vanmiddag terug naar de feestzomer van 2017 met de Oranje-voetbalsters” (15-05-2020), NOS