goedgebouwd
Uiterlijk
- Geluid: goedgebouwd (hulp, bestand)
- goed·ge·bouwd
- samenstelling van goed zn en gebouwd zn
stellend | |
---|---|
onverbogen | goedgebouwd |
verbogen | goedgebouwde |
partitief | goedgebouwds |
goedgebouwd [1]
- van een persoon dat hij of zij een mooie en krachtige lichaamsbouw heeft
- van een product dat het van goede kwaliteit is
- ▸ Als laatste moet genoemd worden dat de C-HR ook met de nieuwe en extra sterke krachtbron slechts 725 kilo mag trekken en dus ook niet geschikt is voor een caravan. Maar voor het overige is ook dit weer een uitstekend rijdende en kwalitatief goedgebouwde auto.[2]
- Het woord goedgebouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron
Erik Kouwenhoven“Toyota CH-R met 184 pk hybride maakt instapmodel overbodig” (11-11-2019), Tubantia