godslastering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gods·las·te·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord godslastering godslasteringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de godslasteringv

  1. (religie) belediging of bespotting van God/een godheid
    • Hij werd aangeklaagd wegens godslastering. 
  2. (figuurlijk)vloek[1]
  3. (figuurlijk) zware zonde
    • Het is niet geoorloofd geweld te gebruiken tegen je ouders, maar het is een godslastering om geweld te gebruiken tegen de gemeenschap.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen